π»π π‘π¦πππ£ πππ€ πππππ§πππ¦
Het merendeel van de docenten geeft een vergelijkbaar antwoord op de vraag waarom ze voor het onderwijs hebben gekozen, het werken met de jongeren. Het eerlijke, het bedrieglijke, het grappige, het originele, het pure van de pubers. Als je doorvraagt en vraagt maar wat dit anders maakt dan het werken met collegaβs, met volwassenen, dan stokt het gesprek meestal. Het is moeilijk uit te leggen, als een leuke anekdote waar je bij had moeten zijn om het te begrijpen. Woorden dekken de lading soms gewoon niet.
Ik zat laatst bij een kennismakingsgesprek met een mogelijke nieuwe collega en toen kwam dit onderwerp ook ter sprake. Hij moest er even over nadenken en na een goede dialoog kwamen we toch tot de volgende conclusie: jongeren hebben iets ontwapenends. Ze stelen je hart met hun impulsieve gedrag en praat. Ze durven te zeggen wat anderen alleen denken, zonder dat ze weten dat er lef voor nodig is. Ze wijzen je direct op fouten die je maakt, zonder dat ze begrijpen wat dit met jou kan doen. Je kan contact met ze maken, zoals je dat niet met een groep volwassenen kan.
In de puberteit is elke jongere druk bezig met zichzelf losmaken van hun familie, hun eigen karakter te laten ontwikkelen, om een βeigenβ individu te worden. Terwijl ze ondertussen zo hard bezig zijn om zo min mogelijk anders te zijn dan andere jongeren, niet op te vallen en een van de massa te zijn, op te gaan in de groep. Uniek en toch hetzelfde. Merkkleding, roken, drinken, tassen en gedrag. Een puber is tijdens zijn strijd naar individualisme, als voor de jongere letterlijk de wereld op hem draait, druk met het lijken op zijn leeftijdsgenoten, er bij horen. Een mooie paradox, als je het mij vraagt.
Dus als ik naar de gymzaal wandel en langs de fietsenrekken loop, moet ik gniffelen, ook al ben ik alleen. Ik kijk naar de fietsen en het kon niet anders dan mij niet ontgaan. Cortina, waar je ook kijkt. In elk rek staat in ieder geval één fiets van dit merk, niet zomaar een fiets, want ik krijg meteen het idee dat dit merk maar één type verkoopt en ook nog in slechts drie kleuren. De kleur van het mandje mag je, zo te zien, wel zelf bepalen. De hang naar gelijkheid begint dus letterlijk al in het fietsenhok. Er bij horen gaat blijkbaar tot aan de schuur van je huis.
Ik loop langs de rekken, glimlach om de reeks dezelfde fietsen en hoor de puzzelstukjes van de paradox in mijn hoofd op hun plek vallen. Als ik even later langs de rijen tafels in de examenruimte, ofwel gymzaal, loop met in mijn handen een doos met van die prachtige oranje geluidsdempende oordoppen, moet ik weer gniffelen. Een leerling maakt een grapje: βE. wil ze wel mevrouw.β Er wordt een duidelijk signaal afgegeven, geen leerling in haar buurt zal nu nog oordoppen durven aan te nemen. Er zijn duidelijke grenzen aangegeven van wat je moet doen om er bij te horen of er buiten te vallen. Terwijl aan de andere kant van de zaak leerlingen het met een simpel gebaar afwijzen, in plaats van met een populariteits statement, of zich op het laatste moment bedenken en zeggen βmag ik er toch wel eentje pakken, mevrouw?β. De leerlingen van wie je het niet verwacht, de stoere jongens. Het boeit ze niet wat anderen denken. De grote oranje pluggen worden uit de verpakking gehaald en verdwijnen voor een deel in de oren.
De leerling die er een grapje van maakte? Ze pakte toch uiteindelijk een setje uit de kartonnen doos. Het vloekte met haar roze outfit, dus ik weet niet of ze ze gedragen heeft. Maar ze pakte ze wel. Ik gniffelde mee met haar klasgenoten. Ik vond het mooi, net zo mooi als al die fietsen die op elkaar lijken.
Pubers, op zoek naar zichzelf terwijl ze zo druk bezig zijn om op anderen te lijken. Wie wil daar nou niet mee werken?