Dag 10 – “We’re / I’m still standing!”

Twee weken zijn er voorbij, het lijkt toch minimaal op een maand maar we zijn er nog. We’re still standing. We doen werk waarvan we nooit verwacht hadden dat te doen, leren elke dag nieuwe dingen, vaardigheden maar ook dingen over onszelf of onze collega’s. We proberen iedereen binnenboord te houden, leerlingen en docenten. We’re still standing, ook als dit alles is afgelopen.

Sommigen komen helemaal tot hun recht in deze periode, collega’s die opstaan in een vorm waarin je ze nooit eerder zag en leerlingen die het in de klas moeilijk vonden komen nu een stuk beter uit de verf. Echter is er altijd een andere kant van de medaille, docenten en leerlingen die het moeilijk hebben, moeite met deze nieuwe manier van ‘leven’ en daar een weg in te vinden. Daar moeten we er voor zijn, detecteren, analyseren en steunen. Dat worden komende tijd prioriteiten.

Tegelijkertijd weten we nog niet eens hoe lang we nog uit fietsen blijven, in theorie nog maar tot 6 april maar we voelen allemaal dat het anders zal zijn. De meivakantie? Juni? De zomervakantie? Die onzekerheid doet iets met de mensen, het is ook een uitdaging voor het maken van plannen. Moeten we al kijken maar een andere vorm van onze huidige overgangsregeling of is dat niet nodig omdat we in no time weer terug zijn?

Tot die tijd blijven we kei hard werken om ons onderwijs zo goed mogelijk te verzorgen én iedereen aangehaakt te houden (dit zijn twee verschillende dingen). Toch maakt het uit of je een sprint doet of mee doet in de marathon, als je dat aan het begin niet weet, als je dat tijdens niet weet, dan weet je niet hoe je de energie voor de wedstrijd moet verdelen. Je sprint de startblokken uit, maar je moet de energie van de run spreiden, lastig als je niet weet hoelang je moet rennen én als je hebt geleerd dat een goed begin het halve werk is.

Je kan namelijk geen half werk leveren bij aanvang van afstandsleren, je moet er dus meteen vol in gaan, om dan later misschien wat gas terug te doen, op te frissen tijdens de wedstrijd zodat je door kan tot de finish. Ondertussen lopen normale zaken soms ook gewoon door, aanmeldingen van de nieuwe leerlingen, het maken van een werkverdeling voor volgend jaar en het helder krijgen van de mogelijke vacatures. Het voelt tegenstrijdig en tegelijkertijd geeft dat normale ook rust. Zeker omdat ik mij daar over het algemeen (nu nog) niet mee hoef te bemoeien.

Gisteravond moest ik helpen met een zwaar item in ons huis een verdieping hoger te krijgen, halverwege de trap ging de wereld te draaien, het zweet brak mij uit terwijl dat eigenlijk niet kon. Onderaan de trap liet ik mijn vriend staan met het volle gewicht, omdat ik even bovenaan de trap moest liggen. We draaiden de rollen om en weer lukte het niet, toen we bijna boven waren stonden we vast en konden we letterlijk geen kant op. Ik was kapot, voelde mijn falen en we liepen met dat ding en veel moeite weer naar beneden. Plat op het bed hoopte ik dat het koude zweet zou stoppen.

Een lichamelijk reactie op een stukje fysieke inspanning die ik niet meer gewend ben, ook dankzij de crisis. Met mijn verstand kon ik alles verklaren, maar je verstand praat dan niet het hardst. Zie je wel, je kan het niet, het lukt je niet, je haalt het niet. Het gaat allemaal door je heen. Voor niets, want het is niet waar. Dat weet je op dat moment niet, maar de volgende ochtend gelukkig weer wel en kan je er weer volledig voor gaan. Als je dan fortune cookies meeneemt naar school (over van kerst en ze moeten een keer op), er twee uitdeelt aan collega’s en er eentje voor jezelf kiest, je ziet aan de blik van je collega dat zijn koekje ‘raak’ was en dan de jouwe lees. “Je zult buitengewoon succesvol in je baan zijn”. Dan weet je dat het goed zit, I’m still standing!

Ps. Geen zorgen, het gaat echt goed met me. Ik heb mijn zwager gevraagd in mijn plaats te tillen, ik blijf mij wel gewoon op onderwijs richten. Ieder zijn kracht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *