Een paar keer per jaar worden de docenten losgelaten en mogen wij uit onze zelfverkozen kooi. Opdracht is dan wel om met een leerjaar vol met pubers op stap te gaan op educatief verantwoorde uitstapjes. Deze week stond voor klas twee een dag Amsterdam op het programma.
Waar de jongens heen wilde was ons wel duidelijk, maar dit stond niet in ons plan. Ondanks dat er voor onze jongeren natuurlijk zat te leren valt op de Wallen, kozen wij voor een combinatie van meerdere vakken door het Scheepsvaartmuseum en Nemo te bezoeken. Voor een spatje ontspanning sloten we de dag af met een rondvaart, alleen wisten we toen nog niet voor wie het ontspannen zou worden, voor de leerlingen of voor de docenten.
Na een energieke busrit mag ik de leerlingen temmen om lief te luisteren naar een rondleidster van het Scheepsvaartmuseum. Mijn groepje bezocht de Gouden Eeuw en een toepasselijk onderwerp binnen dit thema is natuurlijk rijkdom dus toen de rondleidster vroeg wie er rijk willen worden en alle leerlingen hun hand op staken kon stagiair geschiedenis het niet laten om te zeggen “maar jongens het gaat toch allemaal om gelukkig worden”. Wat ik alleen maar kon aanvullen met dat ze dan maar docent moesten worden, dat ze dat niet zagen zitten bleek wel: “Nee! Dan heb je helemaal geen leven meer. En dan moet je ook nog heel je leven naar school!”
Als dat nog niet genoeg was voor mijn ego kreeg ik helaas van de rest van de rondleiding ook een aardig minderwaardigheidscomplex. De leerlingen waren braaf en wisten netjes de antwoorden op de vragen waar ik een antwoord verschuldigd moest blijven. Gelukkig waren de leerlingen ook niet van alles op de hoogte, want anders viel er niets meer te leren. Toen de bekwame rondleidster vroeg wat wij dan gingen halen in de landen Brazilië en Suriname in de Gouden Eeuw kwamen al gauw de goede antwoorden cacao en specerijen boven drijven, wat was ik dankbaar toen er één leerling nog aanvulde: “En Abercrombie & Fitch kleren!”. Dat ik enkele seconden daarvoor niet wist wat de driehoekshandel was, laat ik dan maar buiten beschouwing, mijn ego was weer wat uitgedeukt.
Met name de stagiair Geschiedenis was erg trots op de leerlingen omdat zij zo goed op de hoogte waren van zijn vakgebied. Jammer voor hem dat later ook bleek hóe sommigen aan deze kennis kwamen. Tijdens het onderwerp zeeslagen kwamen de verschillende soorten kanonskogels aan bod en wist er één van ons er wel eentje te noemen. “Ze hebben ook van die kogels die aan elkaar zitten met een ketting! Dat zag ik in een game.”.
Toen we even later de replica van het VOC schip Amsterdam bezochten, verbaasden de leerlingen niet alleen ons maar ook de rondleidster (die op dit gebied toch veel gewend is). In het ruim van het schip mochten de leerlingen rondkijken wat er in de Gouden Eeuw nou allemaal lag voor de handel en voor eigen gebruik. De regel was dat ze alles mochten aanraken en dat hebben we geweten ook. De rondleidster zei niet voor niets: “Ik heb nog nooit meegemaakt dat ze de specerijen gaan proeven, maar ik denk dat ze dit niet snel nog een keer zullen doen”. Ja hoor… Een houten kist vol met noten en nootmuskaat en onze leerlingen móeten dit echt even proeven, dat het wellicht heel oud of misschien wel nep is maakt ze niet uit! Voor hun weer een wijze les.
Het trotse gevoel mocht ik later, in Nemo, van de stagiair geschiedenis overnemen, toen leerlingen snel het lab in doken en gekleed met labjas aan de slag gingen met de proefjes. Jammer dat ze zich na een paar minuten afvroegen waarom wij nooit zulke coole proefjes deden, wat ik helaas niet kon weerleggen met een simpel: “maar wij werken toch met vuur?”. Desondanks schreven een aantal leerlingen wel ‘het lab’ op als antwoord op de vraag wat het leukste onderdeel was.
Om ze van al deze coole NaSk onderwerpen te laten bijkomen gingen we daarna lekker toeristisch met de rondvaartboot door de grachten en toeristisch werd het zeker! Dankzij de opdracht ‘fotografeer de verschillende soorten gevels’ hingen onze mini toeristen met hun camera’s en telefoons half uit het raam om álles vast te leggen. Gelukkig begon dit snel te vervelen waardoor ze maar gingen doen waar ze het allerbeste in zijn: LAWAAI MAKEN!
Dat lawaai werd gezellig doorgezet in de bus op de terugreis, de tijden dat de leerlingen in slaap vielen op de terugweg zijn voorbij, nu zijn het de docenten die daar even hun rust proberen te pakken. Stagiair economie kon niet anders dan zich afvragen waar zij hun energie vandaan haalden, één leerling had haar antwoord daarop wel klaar: “uit m’n kont!”. Mocht zij nou net geen grote kont hebben maar toch bakken vol energie. “Mevrouw, dat is niets voor niets, mijn kont wordt namelijk niet kleiner dus er zit nog genoeg energie in!”