Leerling 1: Mevrouw, klopt deze zin?
Leerling 2: Waarom vraag je dat aan haar, vraag het aan je Frans docent.
Leerling 1: Maar zij geeft ook Frans!
Leerling 2: Huh? Dat kan niet! Mevrouw, zeg eens iets in het Frans dan!
Ik: Non.
Leerling 1: Mevrouw, klopt deze zin?
Leerling 2: Waarom vraag je dat aan haar, vraag het aan je Frans docent.
Leerling 1: Maar zij geeft ook Frans!
Leerling 2: Huh? Dat kan niet! Mevrouw, zeg eens iets in het Frans dan!
Ik: Non.