Dag 122 – “Opzij”
Dit verhaal hoort bij mijn werkdag van woensdag 4 november.
“Leerlingen vinden het ook spannend dus stel ze met name gerust, dat werkt het beste als je je er zelf ook niet druk over maakt. Pas als ik bang word moet je zenuwachtig worden ;-).”, zo eindigde ik gisteravond mijn mail naar mijn collega’s die vandaag namens mij, samen met mij, een belangrijke taak hadden.
Als de maandag na de vakantie spannend was, was vandaag nog vijf keer spannender. Na mijn ervaring met één klas voor het klaarmaken voor de monitoringssoftware, waren vandaag de vijf andere klassen aan de beurt. We hadden alle lessen van de vorige keer meegenomen als verbeterpunten, ouders uitgebreider en beter geïnformeerd, leerlingen wisten er nu wel van te voren van en we besloten alle klassen tegelijk te doen in plaats van één voor één. De ultieme test zeg maar.
Dus niet ik of een andere ‘expert’ die de klas meeneemt, nee, ‘gewone’ docenten van de klassen met een presentatie die wij hadden voorbereid. Een presentatie die ze slechts 14 uur van te voren van mij kregen, maar wel inclusief presentatornotities bij elke dia met soms letterlijke zinnen die ze konden gebruiken. Op de gang een groep van 4 collega-toppers die vrijwillig paraat stonden voor alle leerlingen waar iets ook maar nét iets anders ging dan in de presentatie stond.
Het leuke van technologie, van ICT, van digitale middelen, vind ik onder andere de voorspelbaarheid. Als je weet hoe iets werkt, dan werkt het in principe ook. De 0-en en 1-en hebben geen mening en doen in principe alleen maar wat ze opgedragen wordt. En daar zit soms net de uitdaging, bij elk huishouden zijn dingen net weer iets anders ingesteld of geregeld en brengen de 0-en en 1-en je toch nog verrassingen.
De rij op de gang was daardoor best aanzienlijk, maar al mijn collega’s deden het desondanks super. De toppers op de gang kon ik niet voorbereiden, want ik kon dus niet voorspellen wat er voor verrassingen zouden komen. Ze pakten zelf dingen op, stelde vragen waar dit gewenst was en gingen zelf op onderzoek uit.
Het was even rennen, springen, vliegen, duiken, opstaan en weer doorgaan. We konden niet rustig blijven staan. Juist omdat wij als school ook niet langer konden blijven staan. Ons geloof in wat wij deden, hield ons op de been. De 145 minuten waar ik volledig hiermee bezig was vandaag, vlogen voor bij. Toen liep ook de laatste leerling weg, uiteindelijk met succes.
Zijn er dingen misgegaan? Zeker.
Kreeg ik daar terecht kritische vragen over op de mail? Natuurlijk.
Ben ik ongelofelijk trots op mijn collega’s? Ja!
Bedankte ik mijn collega’s met iets lekkers, zoets, om mee te nemen? Logisch toch?
Moesten we rennen, springen, vliegen, duiken en opstaan? Uiteraard, en ook weer doorgaan.
De zenuwen ebben weg, we hebben een doel bereikt. Het is werk is nog niet af, maar we hebben stappen gezet. Durf ik dan nu mijn collega’s te vertellen dat ik stiekem toch wel bang was en dat zij dus best zenuwachtig mochten zijn? Nee, want we zullen rennen, springen, vliegen, duiken, opstaan en weer doorgaan.
Door naar de volgende les. Door naar de evaluatie. Door naar het informeren van de ouders. Door naar mails beantwoorden. Door naar mentorgesprekken. Maar dan wel met een koekje, snoepje of stukje chocolade, dat dan weer wel. Opzij, opzij, opzij.
Opzij, opzij, opzij,
maak plaats, maak plaats, maak plaats,
Ik heb ongelofelijke haast.
Opzij, opzij, opzij,
want ik ben haast te laat,
Ik heb maar een paar minuten tijd.
Ik moet rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en
weer doorgaan.
Ik kan nu niet blijven, ik kan nu niet langer blijven
staan.
Een andere keer misschien
dan blijf ik wel staan
en kan dan misschien als het echt moet,
wat over koetjes, kindren en de mannen praten,
nou dag tot ziens, adieu het gaat je goed.
Ik moet rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en
weer doorgaan.
Ik kan nu niet blijven, ik kan nu niet langer blijven
staan.