Dag 119 – “Rozengeur & maneschijn”
Dit verhaal hoort bij mijn werkdag van vrijdag 30 oktober.
De leerlingen werken alweer twee weken enthousiast aan de opdracht om een tijdcapsule te maken, dat is super. Ze hebben mij bijna niet nodig, hebben weinig vragen en de meeste gaan als een speer. Toch is en was niet alles rozengeur en maneschijn.
Er is één klas waar ik nog elke les strijd mee heb, het begon al in les één van deze periode. “Maak groepjes van drie, groepjes waar iedereen een goede plek heeft, als het niet lukt binnen vijf minuten maak ik de groepjes. En ja, dat is een dreigement.”
Het is een klas vol met lieve kinderen, alleen is het voor iedereen duidelijk dat sommige combinaties, uhm hoe zeg je dat, explosief kunnen zijn. Zeer onwenselijk. Dus als ze na anderhalve minuut met groepjes komen waar een drietal overblijft die duidelijk niet samen kan, geef ik ze nog een kans om het te herstellen, te veranderen.
Het was een dreigement, en wat het is met die dingen is dat ik ze niet graag waar maak. Ik lijk nogal een heks, maar ben vaak te soft om door te pakken, zeker als het gaat om groepjes waar je weken in moet samenwerken. Iets in mijn brein is zo geprogrammeerd dat ze een leuk groepje moeten hebben, terwijl ze bij zoveel vakken en opdrachten op school of in het leven ook met anderen moeten samenwerken. Ergens heb ik daar een verkeerde verbinding in mijn brein, als je zou graven een of ander “trauma” wat ik opgelopen heb (mijn collega’s en ik noemen dat altijd een “PMA-tje”, naar de cursus die ons geleerd heeft dit soort beelden te ontrafelen).
Ik gaf de klas dus nog een kans. En nog eentje, er is een kwartier voorbij en we staan in een pat-stelling. Niemand gaat zijn zin krijgen en het is dus op het spits gedreven. Ik zie geen uitweg. “Oké, dan maak ík de groepjes.” Ik begin met tellen, 1 tot en met 9 en probeer ondertussen in de gaten te houden welke leerling welk nummer krijgt zodat ik niet alsnog ongelukkige combinaties maken en deze hele exercitie voor niets was.
Natuurlijk “vergat” iemand zijn nummer, of onthield expres of per ongeluk het verkeerde nummer en kwamen de groepjes niet uit. Moest ik dus alsnog mensen bij elkaar plaatsen, die eigenlijk een ander nummer hadden. Mijn humeur was toen al verpest en ik zag de opdracht niet meer zitten. Toen gingen ze werken, de meeste echt hard ook nog. Slechts een enkel groepje zal in de lessen daarna laten zien dat het niet lukt in deze combinatie. Zo werd het toch beter.
Ik wilde het niet, maar voor de leerlingen is het over het algemeen misschien niet eens zo slecht. Terwijl ik aan dat idee wen en de leerlingen observeer gaan de lessen van de twee weken best prima. Tot het opruimen. Ook dát is echt een strijd met deze klas. Ze weten alweer dat ik boos ga worden en het doet iets met onze relatie als docent-klas. Elke les hetzelfde liedje, dezelfde preek. Het zal mij niet verbazen als ze mij geregeld een kutwijf vonden (excusez le mot).
Elke les nam ik mij voor om het goed te laten verlopen en liep het weer slechter dan de keer daarvoor. Langer blijven in de pauze om het recht te zetten, niets helpt. Niets wat ik doe zorgt er voor dat de leerlingen hun verantwoordelijkheid pakken bij het opruimen, teveel leerlingen laten hun eigen rommel liggen. Een enkele leerling pakt de bezem en gaat het hele lokaal af, twee anderen wassen netjes alles af. Maar die paar leerlingen kunnen niet alles rechtzetten.
Dus vandaag had ik een doel. Van een moeizame start met groepjes maken, naar een golfbeweging van een goede les naar slechte afsluiting, naar goede les en slechte afsluiting. Tijd om het tij te keren. Vandaag was de dag. Het moest. Dus begon ik de les: “Vandaag gaat het lukken, want jullie kunnen het!”.
De lessen zitten er op en we eten met een groepje een Haagse kakker op de Haagse vrijmibo georganiseerd door een collega. Als ik een aankondiging doe: “Lieve collega’s, het is gelukt! Ik ben vandaag niet boos geworden op mijn klas, het lokaal is netjes! Tijd om te vieren!”. Zo sloot ik de week af, samen met mijn collega’s en stiekem een beetje met mijn klas. We vieren dat het even rozengeur en maneschijn is! En weekend natuurlijk, dat ook.
Er is geen dag dat ze me niet even een klootzak vindt
Niet één van ons een ruzie uit het niets begint
Er is geen week zonder een niet te overbruggen wereld van verschil
Geen maand zonder wat tegenwind
Geen jaar dat ze niet stoppen wil
Maar alles wat ze doet
Alles wat ze doet
Ze blijft bij mij
Er is geen dat dat ik haar niet even een kutwijf vind
Niet één van ons iets wat bij ons niet lukt verzint
Er is geen week dat ik niet denk wees nou eens even twee minuten stil
Geen maand waarin de rust hervindt
Geen jaar dat ik niet kappen wil
Maar alles wat ik doe
Alles wat ik doe
Ik blijf bij haar
Rozengeur en maneschijn
Is dertien ruzies in een dozijn
Rozengeur en maneschijn
Is samen onbegrepen zijn
Er is geen plek waar ik haar niet meer voor de voeten loop
Geen winkel waar ik geen verkeerde schoenen koop
Geen dorp waarin ons droomhuis niet steeds op een andere kruising staat
Geen stad waar wij niet in de knoop
Geen land waar het vanzelf gaat
Maar alles wat wij doen
Alles wat we doen
Is met elkaar
Rozengeur en maneschijn
Is dertien ruzies in een dozijn
Rozengeur en maneschijn
Is samen onbegrepen zijn
En als je ruzies hebt met elkaar
Al heb je honderd keer gelijk
Ze krijgt het altijd voor elkaar
En we zoeken en we zingen
En we zoeken en we zingen
We zijn nog lang niet klaar
Rozengeur en maneschijn