Dag 74 – “Dinge-dong”
Over tijd gesproken… Dat is sowieso een heel ding in het onderwijs. Want hoe veel keuzevrijheid en individualiteit er buiten schooltijd is, zo beperkt is dat tijdens de lessen.
Het eerste waar ik als docent met kantoordagen aan moest wennen was het ontbreken van een bel die mij vertelde wanneer ik waarmee aan het werk was. Mijn wekker ging op een bepaald tijdstip zodat ik op tijd op school was voor de eerste bel, een bel die mij vertelde dat ik die bepaalde les moest geven aan die bijbehorende klas, voor een vastgestelde tijdsduur.
Met een zeker Pavlov-effect doe je jouw werk als docent. Ben je aan het praten, of aan het eten, of aan het plassen, het maakt niet uit; als de bel gaat ben je klaar, laat je los waar je mee bezig was en moet je door naar het volgende.
Als je dan van lessen van vijftig minuten naar tijdseenheden van vijfentwintig minuten gaat, doet dit iets met je. Ik noem het tijdseenheden omdat niet alle lessen nu vijftig minuten duren, maar wel altijd een factor van vijfentwintig. 75 en 100 kunnen dus ook.
Een standaard les die je gaf, kan nu dus opeens niet meer gebruikt worden. Men moet opeens opnieuw kijken naar hun werkwijze, hun kijk op lessen. Onze tijdseenheden van vijfentwintig minuten noemen we nu wel eens theorieblokken. Dat suggereert dat je dus ook de gehele tijd kan oreren, kan vertellen over wat ze moeten weten. Maar als je kijkt naar goede didactiek wil je in die tijd ook checken of het aankomt bij de leerlingen, een monoloog is dan zelden toereikend.
Als je iets wat bekend is achterlaat, dan moet je wennen. Dus elke verandering aan de duur van de lessen doet iets met een mens, een docent in dit specifieke geval. Sommigen voelen zich opgejaagd, anderen vinden het heerlijk. Sommige leerlingen zijn blij dat de lessen korter duren, anderen vinden het lastig om vaker op een dag te schakelen.
Het effect kunnen we nu nog niet meten, er is namelijk altijd sprake van een tijd van gewenning. Maar een gevoel, onderbuik of niet, die is er meteen. De een is blij dat hij het gevoel heeft dat hij nu de hele les vol kan praten, de ander klaagt steen en been. Ook hier is iedereen weer anders, allemaal zijn we uniek, een individu.
Wat de stap nog uitdagender maakt is dat gelijktijdig ook de bel uit ging. Deels om een technische reden, we hebben de bel nog niet laten ‘programmeren’ met tijdseenheden van vijfentwintig minuten, maar ook om een praktische reden, dat zijn een hele hoop bellen op een dag die ook kunnen storen tijdens de langere lessen en om reden vanuit onze visie op autonomie en dat een leven zonder bel daar goed bij past.
Docenten moesten altijd al op de tijd letten, goed timen richting de bel met het einde van je les. Toch werd je er soms door overvallen, afgekapt. Nu dat niet meer gebeurt vergeten docenten soms te stoppen, kunnen mateloos zijn met het verhaal dat ze vertellen. Leswisselingen gebeuren op verschillende momenten en docenten sturen groepen leerlingen die 45 seconde te laat zijn “na de eerste bel” (die dus niet gaat) terug naar de conciërge voor een te-laat-briefje, zelfs in deze eerste week van wennen. Ook de pauze op tijd verlaten is een uitdaging, geen bel je doet laten opkijken van je broodje pindakaas en voordat je het weet staat er klas op je te wachten.
Tijd is belangrijk. Het hebben van tijd ook. Het in de gaten houden van de tijd nu nog meer dan ooit. Voordat je het weet is het zo weer tijd voor weekend, geen bel die mij dit vertelt maar toch weet ik het. Dat dan weer wel. We drinken een colaatje om het weekend in te luiden, tien minuten dan, daarna moet ik nog wat doen. Tikketikketak en dan bim bam bom. De tijd is om.
Bim bam bom
Bimbim bam bom
Het wordt later en later en voor je ’t weet
Denk je “waar is de tijd toch gebleven”
Die je hebt gekregen van mij (bim bam bim bam)
Ieder uur dat ik gaf duurde eeuwen
Die je hebt gekregen van mij
Tikketak gingen uren, hoelang zou het duren
Tikketikketak en dan bim bam bom
…
De tijd was om