Ik heb een broek. Zo’n broek met extra stiksels en verfvlekken. Zo’n broek, de enige ook, waar ik complimenten van leerlingen voor krijg (“leuke broek, mevrouw”). Zo’n broek die net hip genoeg is voor een docent.
Naast voor het creatieve vak Projectklas zit ik soms ook met theorievakken in datzelfde praktijklokaal. De klas voor ons heeft duidelijk veel verf en lijm gebruikt, ik zag het niet, ik rook het.
De klas die ik binnen liet rook het ook. Leerling J. (13 jaar) kijkt naar mijn broek en kan de grap niet laten: “Zo mevrouw, heeft u lekker geverfd? Zo te zien wel!”.
Natuurlijk moest ik lachen. Om haar harder dan om mijn (flauwe) collega die ik na de les tegenkom en zegt: “Zo, je hebt wel flink gemorst bij het verven!”