We bespreken een opdracht voor veiligheid in het verkeer, in de opdracht gaat het over een scooterrijder.
Leerling A. (14 jaar): “Maar als ik scooter rij dan …”
Ik: “Jij mag toch nog helemaal geen scooter rijden.”
Leerling A.: “Jawel, dat mag ik wel!”
Ik, verbouwereerd: “Maar volgens de wet…”
Leerling A. onderbreekt: “Nee, van de wet mag het niet. Maar wél van degene van wie de scooter is!”