De klas is net binnen en ik loop langs de tafeltjes voor een gesprekje en aansporing tot het pakken van de benodigde spullen. Deze klas had ik sinds de vakantie nog niet gezien en krijg daardoor weer veel vragen over mijn vakantie en of ik bruin geworden ben.
Als ik bij leerling J. (14 jaar) langsloop, kijkt hij mij aan en zegt: “Mevrouw, u ziet er ziek uit!”
De klas kijkt hem geschokt aan, kijkt vervolgens snel naar mij om te kijken hoe ik ga reageren. Ik reageer verbaasd, zeker na alle vragen over mijn tintje in het gezicht.
Op zijn beurt kijkt J. ook verbaasd: “Wat? Ze ziet er toch ziek uit?”
… “Helemaal netjes gekleed enzo!”
Klasgenoot: “Oooohhh. Chic!”
Leerling J.: “Ja, zjiek, dat zeg ik toch!”
Ik: “Ik verstond ziek, dus was verbaasd, toen zag ik jouw vrolijke blik en dacht ik nog misschien bedoelt hij ziek op positieve manier, zoals ‘dat is echt ziek’.”
Als ik even later de gang op loop zegt een leerling bij het voorbijlopen: “Zo mevrouw, u ziet er fancy uit.”