De docente in de sloot
Woensdagochtend, 9:15 uur. Ik fiets door mijn woonplaats, de plaats waar ik ook werk. Tien minuten geleden gaf ik instructie aan de kinderen, je fietst twee aan twee, je fietst niet op de stoep en je haalt niet in. Niets ongewoons.
En nu fiets ik alleen, met achter mij een sliert van tachtig brugklassers en vier collega’s.
Plots komt er een leerling naast mij fietsen. Hoe lang we nog moeten is zijn vraag, want hij voelt zich niet echt lekker. Tijdens ons gesprekje worden we door een stem achter ons onderbroken.
“Kom weer naast mij fietsen, ik fiets nu loner!”
“Ja maar mevrouw Schoonemann fietst al de hele tijd loner.
Ik had het mis, ik fiets niet meer alleen, ik fiets loner.
We zijn onderweg naar een activiteit om plezier te maken en elkaar beter te leren kennen. En waar kan dit beter dan in de modder en in slootwater.
Bij aankomst moeten we de fietsen op een weiland opstellen, terwijl ik de leerlingen naar het einde van het gras stuur komt er een leerling aanfietsen die ik nog niet ken. Ze zegt “Als ik u zie krijg ik kriebel aan mijn knie”, stapt van haar fietst en praat verder met haar klasgenootje.
We drinken een kopje warme thee om ons alvast voor te verwarmen, willen beginnen maar moeten helaas door onweer om ons heen nog even blijven wachten. De pot met suikerklontjes wordt steeds leger waardoor we besluiten die maar onder onze neuzen te leggen. Veiliger, al mogen ze vandaag best wat energie hebben.
Tijd om te beginnen met zeskamp, leuke teambuilding activiteiten waarbij de leerlingen in teams werken. Ik loop heen en weer tussen de groepjes en doe nu dus niet mee. Een leerling is het daar niet mee eens en laat zich “Ik dacht dat ik een mentor had met lef” ontglippen. Die is raak.
Na de lunch met lauwe thee zijn we klaar voor het eerste survivalonderdeel. Via een drietal gespannen touwen naar de overkant lopen. Leerling D. loopt naar het touw waar ik op sta en wil er aan gaan schudden. Ik hoef maar één ding te zeggen: “besef wel dat ik je het hele jaar nog cijfers moet geven hè?”, daar zat eigenlijk wel wat in en hij liet gauw los.
Zo lopen we van onderdeel naar onderdeel (waarbij ik soms wel en soms niet mee doe), de kinderen steeds doorweekter en door en door koud. Ze blijven enthousiast, zeker de fanatiekelingen en de leerlingen die nog droog zijn gebleven. “Moet ik dit echt doen? Straks word ik nu nog nat!”. Laat dat nou net de bedoeling zijn…
“Doet u mee met dit onderdeel? Zullen we samen gaan?”
We stellen ons naast elkaar op en beginnen met rennen na een kort 3-2-1. Ik spring op de eerste luchtzak en zo door naar de tweede, om de overkant te halen moet ik door blijven gaan. Dan hoor ik “stop” en luister braaf waardoor ik in het water terecht kom omdat ik mij net niet kon vast klampen aan de derde luchtzak en zo de sloot in glij, netjes tussen twee luchtzakken in. Ik voel de kou van het water op mijn borst slaan als een klap in je gezicht, ik kom boven en zwem snel naar de ladder en klim de modderkant op. Ik kijk omhoog en zie dat de leerling met wie ik samen zou gaan nog op de kant staat, hij had immers zelf stop geroepen.
“Hoe was het mevrouw?”
“KOUD! Ik dacht dat jullie zeiden dat het water warm was!”.
Pas even later krijg ik mijn antwoord.. “Sorry, ik was degene die had gezegd dat het water warm was”. Wie dat was? Dezelfde leerling die stop riep. Dubbele fout dus! Wat zeg ik? Dit was ook de leerling die mij van de touwen had willen gooien. Strike three!
Gelukkig blijf ik niet lang koud want na een ronde op de buikschuifbaan gaan de leerlingen naar de douches en komen ze al snel hun sleutels en telefoons weer ophalen. Een groep rijdt nog met ons mee terug en onderweg naar school scoor ik zelfs nog een complimentje, soort van dan.
“Ik vond het echt leuk dat u meedeed!”
“Ook al was het maar aan drie onderdelen!”
Ach… Het is ook nooit goed! Maar gezellig was het wel.