Leerling: “Is dit nep sneeuw?”
Docent: “Klopt, de conciĆ«rge staat op het dak met een zak nep sneeuw te strooien.”
Leerling: “Neehee, ik bedoel dat het niet blijft liggen!”
Docent: “Natte sneeuw?”
Leerling: “Wij noemen dat gewoon nep sneeuw hoor.”