Leerling S. (13 jaar): Waarom heeft u een sleutel?
Leerling K. (13 jaar): Duh, om te wonen!
S.: Woont ze in een sleutel dan?
Leerling S. (13 jaar): Waarom heeft u een sleutel?
Leerling K. (13 jaar): Duh, om te wonen!
S.: Woont ze in een sleutel dan?