“Ik stel geen vragen aan de klas en leerlingen gebruiken hun tas om hun hoofd op te laten rusten, ze zijn moe van al het gepraat van docenten.”, zo stelde ik (deels) een les voor, in het blog ‘De niet betrokken leerlingen’, waarbij leerlingen totaal niet betrokken werden bij een les.
We weten allemaal dat het voorkomt en betrappen onszelf er wel eens op. Maar dan wel voor stukjes van de les en nooit het volledige uur (hoop ik). Gelukkig valt dat allemaal nog mee, want we zijn past echt gepikeerd als we het zelf moeten ondervinden (zoals onze leerlingen volgens de inspectie meerdere keren per dag). Wie heeft geen herinnering vers in het geheugen hier over: een eindeloos durend college, een vergadering zonder inbreng van de toehoorders of een “work"shop waar alleen de spreker hard werkt.
We vinden het allemaal verschrikkelijk, onthouden er te weinig van en de meeste haken al voor tijd af en beginnen te klooien (ja, volwassenen en docenten klooien ook). Hoe vaak liep een docent niet weg na zo’n bijeenkomst mompelend "ik begrijp mijn leerlingen nu, arme kinderen”.
Daarom proberen we de kinderen te betrekken bij de les met ‘actieve werkvormen’. Het is voor een docent uitproberen en het proces steeds proberen te verbeteren zodat je het ultieme doel kan bereiken: leerling loopt weg, met verbazing dat de les al is afgelopen, volledige kennis van het besproken onderwerp en een lach op het gezicht. Hij heeft het leuk gehad, en toch ook nog wat geleerd.
Daarom zie je regelmatig de tafels anders staan in een lokaal, daarom zie je wel eens mijn leerlingen enthousiast op de tafel slaan en zich toch nog aan de opdracht houden. Ze spelen een quiz, een leerling als quizmaster, de andere mogen de goede antwoorden geven als ze als eerste op de onzichtbare zoemer slaan. “Maar mevrouw, op welke zoemer moet ik dan slaan?”, het kost mij moeite om de laatste leerlingen te overtuigen van de onzichtbare zoemer maar eenmaal in de quiz zijn ze dat vergeten en slaan ze de onzichtbare knop helemaal bont en blauw.
Al zodra ik de opdracht geef om tafels anders te zetten worden de leerlingen enthousiast (“Vind je het nu al leuk? Je weet nog niet eens wat we gaan doen”). Voor de docent is het ook interessant om de verschillen te zien tussen de klassen tijdens het verschuiven van de tafels. Ik geef de instructie voor “twee lange rijen met steeds twee tafels tegenover elkaar en genoeg voor alle leerlingen”. Sommigen klassen kunnen goed luisteren en samenwerken en zijn zo klaar, terwijl bij een andere klas er drie rijen ontstaan en geen van de drie rijen wil zichzelf opofferen door de tafels te gaan verschuiven. Het dreigement “als jullie er zelf niet uit komen ga ik de tafelindeling bepalen” werkt op zo’n moment altijd.
Ze zitten allemaal en krijgen de opdracht om samen met de persoon tegenover zich de eerste vraag te maken en allebei hetzelfde op te schrijven in hun schrift. Ik geef een tijdsduur mee en als die minuten voorbij zijn geeft de stagiair een seintje en moet de helft van de leerlingen doordraaien. De volgende vraag maken ze met de nieuwe leerling die aan de andere kant zit.
Na een paar opdrachten zie ik dat een aantal bij het starten van de tijd de opdracht al af hadden, “we hadden deze al gemaakt toen we met de vorige klaar waren”. Zo komt er bij de volgende klas er een instructie bij dat ze niet vooruit mogen werken (ook niet achteruit overigens) en gebruik ik een aflopende timer op het bord omdat ik niet zelf de tijd, de leerlingen en de gegeven antwoorden tegelijkertijd in de gaten kan houden.
Bij de tweede klas had ik niet meteen door als de timer afliep behalve als de leerlingen hard op aan het meetellen waren (“DRIE, TWEEEEE, EEEEEEN, JEEEEJ DRAAIEN”). Zo gebruik de les later de timer op het bord met zoemer, “super irritant dat geluid lijkt net mijn wekker”. Hiermee neemt de druk toe en het spelelement wordt groter, sommige voelen de stress, willen het uitschreeuwen en racen om het antwoord zo snel en goed mogelijk op papier te krijgen. Een paar keer “mevrouw, ik raak hier nog eens overspannen van” overtuigen mij om af en toe stiekem de timer op pauze te zetten terwijl ik kijk of zij het al af heeft.
Zo probeer je als docent zo’n werkvorm stap voor stap te perfectioneren zodat hij steeds krachtiger, leerzamer en leuker wordt. Als je de juiste (of verkeerde) snaar raakt dan hoef je niet eens meer te vragen wat ze er van vonden maar delen ze dit al tijdens de les: “wow, deze les gaat echt snel voorbij en ik leer nog wat ook!” (nee, dit verzin ik echt niet!). Het is duidelijk, ik heb mijn doel bereikt.
Als ik dan toch aan het eind van de les terug vraag wat ze er van vonden weet ik of ik het vaker kan gebruiken. En dat was nu zeker zo.
“Mevrouw, weet u, het leek net een soort speeddaten”.
“Jeetje meid, jij hebt het echt goed begrepen want zo heet deze werkvorm ook.”
“Mogen we dit vaker doen?”