Daten met mediawijsheid
Met de opkomst van social media en telefoons in de maatschappij, hebben wij als school ook een belangrijke taak in het wijsmaken van de jongeren hier in.
Bewustwording van hun online gedrag. Cyberpesten tegengaan en ze bewust maken over de toekomst. Alles wat online staat blijft altijd bestaan.
Wij nemen onze taak serieus en besteden hier dan ook een reeks mentorlessen aan. De leerlingen nemen ons daar niet altijd serieus in, zien vaak pas de ernst van cyberpesten als het ze overkomt en vinden vaak de toekomst nog erg ver weg. Deels terecht.
Om ons een handvat te geven werken wij met een boekje als leidraad voor deze lessen Mediawijsheid. Safe & Social!
De les van vandaag gaat over hun digitale leven. Een dagboek; op welke media ben je te vinden, wat maak je daar mee, hoeveel tijd ben je daar mee bezig en wat zullen anderen van jouw online gedrag vinden. De vragen proberen de leerlingen aan het denken te zetten. Wat zijn de leukste online momenten. Leuk contact met anderen? Nieuwe dingen ontdekken? Nee. “Als ik likes en leuke reacties krijg op Insta.”, toch snap ik hem wel ook ik vind dat (op Facebook) fijne momenten van mijn online dag.
Dan de vraag waarmee je denkt dat ze wel dieper gaan, meer naar het gevoel. Ik bereid mij voor op heftige reacties, maar daar blijken mijn leerlingen te nuchter voor: “Het vervelendste online moment? Als de WiFi er uit ligt of slecht werkt!”, als ik doorvraag krijg ik wat meer. “Ja slechte WiFi of online pesten dat is ook best vervelend.”. De toon is gezet!
“Mevrouw, ze stellen allemaal vragen waar ik geen antwoord op weet. Wat denken anderen over mijn online gedrag? Ik kan toch geen gedachtelezen? En of ik denk dat ik later meer of minder online zal zijn? Ik kan toch niet ook nog in de toekomst kijken!”
“Logisch dat je dit niet weet, maar het gaat er om wat je denkt. Wat verwacht je? Hoe kom jij over als iemand van buitenaf naar jouw gedrag kijkt?”
Oké. Hier kan zij zich bij neerleggen. Iets anders zit haar nog wel dwars en dat blijkt als ik de volgende vraag can een andere leerling krijg. “Mevrouw, ik moet aangeven waar ik allemaal op zit. Maar wat is Tinder?”. Gelukkig haakte de andere leerling daar snel op in, snel genoeg zodat ik nauwelijks met mijn mond vol tanden stond.
“Dit is toch raar! Dit vraag je toch niet aan een 12 jarige. Vindt u dat niet raar? Stel je voor dan kom ik daar alleen maar zestigjarige mannen tegen! Dat kan toch niet.”
Al snel krijgt een groot deel van de klas lucht van dit gesprek en hebben ze zeer rap geleerd wat Tinder is. Niet echt de les die ik ze wilde leren vandaag… En waar ik bang voor was volgt snel: “Maar mevrouw, zit u eigenlijk op Tinder?!?!”.
En dan komt het moment dat ik eindelijk eens wel blij ben met de korte spanningsboog en de snel vervlogen concentratie. Een leerling verbreekt de door hem niet opgevallen stilte: “Wat is goo-ge-len (meer uitgesproken als goochelen dan als de naam van de zoekmachine) en hoe moet ik dat bij mijzelf doen?”
Ik grijp deze kans en gooi het roer om. De koers van de les is snel gewijzigd en niemand denkt nog aan Tinder als wij onszelf gaan opzoeken op Google. De leerlingen willen allemaal aan de beurt komen en er blijkt nog veel minder over ze te vinden dan wij allemaal dachten. Is de les toch nog best geslaagd!