Excursie op halve kracht
Je hebt van die dagen dat je wakker wordt en weet dat het mis is, die dag was voor mij gister. Ik sleep mij door mijn vier lesuren en ga dan naar huis om niet veel verder te komen dan slapen.
De volgende morgen voel ik mij anders, niet specifiek beter. Ik twijfel; ik ben geen ziekmelder maar ik vroeg mij toch hardop af of ik een volle dag excursie met klas 2 zou volhouden. Ik besluit op te staan, mijn tanden te poetsen en dan te beslissen. Eigenlijk wist ik het al. Ik zou toch wel gaan. Ja, excursiedag is de ideale dag om ziek te zijn (want geen lessen die uitvallen) maar we gaan ook maar één keer per jaar op excursie en dat wil ik dan ook weer niet missen.
Na een korte tussenstop voor bananen, droge crackers en een doosje ibuprofen kom ik op school aan. Mijn collega begroet mij met een enthousiast: “Goedemorgen Milou”, met een ondertoon van ‘wat ben je laat’. Ik begroet terug maar kan het niet laten om te laten merken dat ik mij anders niet zo goedemorgen voel. Tot mijn verbazing en licht teleurstellend zegt hij: “het is te zien”.
Laat het nou net deze collega zijn met wie ik de instructies moet geven in het lokaal. We hebben een makkelijke groep dus het gaat als een fluitje van een cent, totdat hij heel flauw tegen de klas zei dat ze wel aan mijn gezicht konden zien dat er geen geintjes uitgehaald konden worden. Kortom; ik voelde mij niet fit en zag er blijkbaar ook niet zo uit. Let’s go excursie naar Amsterdam, Artis, rondvaart, Nemo en natuurlijk heen en terug met de bus.
Echter wordt de sfeer pas echt gezet als er ABBA uit de speakers van de bus komt. “The winner táááákes it all”. Geen leerling die daar op zit te wachten maar gelukkig ook geen leerling die het door heeft dankzij de oortjes met eigen gekozen muziek.
Uiteraard mogen ze niet eten in de bus, doen ze dit allemaal stiekem en is het mijn taak om te zorgen dat ze de bus netjes achterlaten. Dus zodra ik het woord “pepernoten” hoor draai ik mijn hoofd snel om. De jongen met de pepernoten betrap ik nergens op maar een ander zie ik iets gooien. Die is dus mooi van mij: “Oké N., jij komt even naast mij zitten.” Hij reageert verontwaardigd, what else is new, sputtert tegen maar komt wel aanlopen. Hij zoekt nog net weer even een grens op door niet bij het raam te gaan zitten maar bij het gangpad waardoor ik niet meer kan zitten. Choose your battles, en dit gevecht werd het even niet. Ik ga een paar rijen naar achter zodat ik nu echt midden in de actie zit.
N. geeft mij nog heel veel kansen om de uitdaging aan te gaan.
N.: Mag M. dan naast mij zitten?
Nee.
R., na paar minuten: Mag hij terug naar zijn plek?
Nee.
N., na weer paar minuten: Mag ik terug?
Nee.
De sfeer is gemoedelijk en ik heb eigenlijk weinig te klagen. Als N. oogcontact zoekt en zonder geluid aan mij vraagt of hij terug mag naar zijn plek knik ik ja. Niemand had door dat wij contact hadden en beginnen natuurlijk te joelen voor N. zijn vermeende ongehoorzaamheid.
Zoals altijd zijn ze het alweer snel vergeten en is gezelligheid (gelukkig) weer veel belangrijker. Ik hoor iemand roepen: “Kom Houdepartyen jongens!” en vraag mij in gedachte af waarom ze in een groep gaan videochatten terwijl ze samen in een bus zitten. Ik besluit het niet te vragen en maar te accepteren dat ik niet alles van de ‘huidige generatie’ kan begrijpen.
Ze hebben het leuk, lachen veel en ik kijk gewoon rustig rond totdat er eentje opmerkt: “Pas op, mevrouw Schoonemann kijkt.” Ik glimlach, want ze deden echt niets fout en zij gaan nog net iets braver zitten om niet ‘gesnapt’ te worden door mij.
Ze vergeten mij weer en gaan op in het uitzicht op Amsterdam. Terwijl we bijna bij Centraal Station rijden vang ik het volgende gesprek op:
A.: Is dit Amsterdam zuid?
N.: Nee dat is bij PC Hoofdstraat en allemaal leuke winkels. Dat is hier niet.
A.: Ik wil echt super graag in Amsterdam wonen.
N.: Ik ook.
A.: Waarom niet dan?
N.: Ik zeg toch dat ik het wel wil.
A.: Ik zie toch dat je sarcastisch bent.
N.: Nee ik wil hier echt wonen, en ik heb een hele goede reden daarvoor!
A.: De hoeren?
N.: Neehee! De reden is geheim.
A.: Je kan mij toch vertrouwen.
N.: Dat weet ik maar ik vertel het niet. Dan vertelt G het wel.
G.: Hij woont hier al. Een weekendhuis.
A.: Een wiethuis?
N.: Neehee!
We komen aan op onze bestemming en laten ze los in Artis om ze netjes op de afgesproken tijd terug te zien bij de ingang, we lopen (tegen mijn verwachting in) heel netjes en voorspoedig naar Nemo. Stappen rustig op de rondvaartboot, ze luisteren braaf naar de audiotour terwijl ze foto’s maken van de gevels. Ze moeten een opdracht maken over de dag en sommige besluiten de audiotour op te nemen met hun telefoon waardoor ze een uur lang met hun arm gestrekt hun telefoon onder de speaker houden. Een ander pakt een aantekeningenschrift om hem even later ongebruikt weer terug te stoppen.
Er wordt hier en daar gesnoept, “meneer, kunt u mijn lolly openmaken?” en ook hier loopt eigenlijk alles op rolletjes. Na afloop kregen we zelfs complimenten over de groep, heel wat anders dan vorig jaar toen de rondvaartchauffeuse (noem je dat zo?) vroeg of wij een “speciale school” waren.
Na het braaf luisteren tijdens de rondvaart mogen ze even losgaan in Nemo. Ze storten zich op de exhibits, veel cooler woord dan proefjes en vermaken zich opperbest. Ik word als NaSkdocent al snel aan mijn jas getrokken om als begeleider mee te gaan in het lab. Ze schieten in een labjas en veiligheidsbril en juichen over de betere pasvorm vergeleken met onze schoolspullen. Ze gaan aan de slag en hebben geen wijze lessen van mij nodig. De groepjes wisselen elkaar af waardoor ik daar wel even ‘opgesloten zit’. Voordat we het weten is het alweer tijd om te gaan en zit ik met mijn ogen gesloten blij te zijn met zo’n soepele excursie.
Op de achtergrond hoor ik dit gesprekje en ben ik heel moe maar toch blij dat ik mee ben geweest.
“Is dit de Bijlmer?”
“We rijden toch door de Schilderswijk?”
“Nee man, dat is zo’n wijkje in Parijs waar allemaal schilders wonen.”