Elk mens wil gezien worden, dat wisten we allemaal maar in mijn vorige bericht vestigde ik daar de aandacht weer op. Laten we met z’n allen leerlingen het gevoel geven dat ze gezien worden, was de boodschap van mijn vorige bericht. Maar… Gezien worden heeft voor leerlingen een dubbele betekenis.
Behalve dat leerlingen gezien willen worden door hun ouders, docenten en andere volwassenen hechten ze op een andere manier ook waarde aan het gezien worden. Eentje die ik goed in een tabel (want dingen schematiseren is natuurlijk geweldig!) kan weergeven:
Zie ik de docent? – Ziet de docent mij? – Hoe reageer ik?
Ja – Ja – Ik gedraag mij zoveel mogelijk volgens de voor mij bekende normen en waarden, zover mij dit lukt.
Ja – Nee – Ik doe iets wat niet mag, want de docent ziet mij toch niet en blijkbaar hecht ik dan geen waarde meer aan de geldende normen en waarden.
Nee – Ja – Ik doe iets wat niet mag, maar wordt gesnapt en baal dan zo dat de docent het gezien heeft dat ik zeg dat ik niets deed. Waarop de docent meestal zegt: “ja deed je maar eens wat!”
Nee – Nee – Hè, eindelijk is de docent weg nu kan ik gelukkig echt pas doorslaan en mij als een malloot gedragen.
Toen ik vanmiddag dacht dat ik alles voor de toets had voorbereid kwam ik er in het lokaal, met de klas aanwezig, achter dat ik nog snel iets moest kopiëren. Het gebeurt ons helaas allemaal wel eens, de opdracht was dus al gauw gegeven: pak nog even jullie boeken en bereid jullie nog een paar minuten voor zachtjes overhoren of gewoon rustig lezen en leren.
Terwijl ik naar buiten loop beginnen er een paar meteen al grapjes te maken, “snel doe de deur op slot”. Ik ben ze dankbaar want daardoor besef ik dat ik mijn sleutel mee moet nemen omdat het kopieerhok op slot zit. Dit geloven zij uiteraard niet, zij besluiten dat ik gewoon bang ben om buiten gesloten te worden. Maar het is toch niet hun schuld? “Mevrouw, als de kat van huis is danse de muizen toch echt op tafel”, waarop ik hem vraag of hij mij nou een kat noemt. Een klasgenoot heeft hem door en merkt op dat zij dan de muizen zijn en dat nog erger is. Maar ratten zijn toch echt erger, zullen ze dat dan zijn?
Ondanks de slechte voorbode, zet ik een stap uit het lokaal, sta voor het glazen ruit daarnaast en loop door. Zodra naast mij geen glas meer loopt maar enkel nog beton begint het kabaal al te ontstaan in het lokaal, ik kan het niet negeren draai mij weer om en loop de drie passen terug naar de deur. Kijk ze door het glas aan en ze “schrikken” en gaan snel weer zitten, stoppen met schreeuwen en de propjes worden weer in de vuistjes verstopt.
Toch moet ik echt iets kopiëren en loop door en doe net alsof ik er vertrouwen in heb dat het nu wel goed gaat. De kat die ik blijkbaar ben (lijkt op rat), neem ik een andere weg terug. Dit lokaal heeft namelijk twee deuren en ik neem nu de deur die bereikbaar is via het aangrenzende lokaal. Ze schrikken nauwelijks want “we wisten gewoon dat u dat ging doen”. Ik loop naar de andere deur en haal hem van het slot, waarbij ik het niet kan laten om op te merken dat ze zichzelf in een kooi hadden gestopt.
Dit voorval deed mij terug denken aan een andere klas waarmee ik op het computerplein zat. Naast het computerplein staat een muurtje en achter het muurtje staan de docentencomputers. Ik gaf les op het computerplein aan een eerste klas en mijn collega was aan het werk op een docentencomputer, ergens tijdens de les vraagt zij iets aan mij en praten we even. Door het praten sta ik even achter het muurtje en zien de leerlingen mij niet maar ik hoor ze nog steeds. Sterker nog ik hoor het geluid steeds harder en harder worden.
Ik stap achter het muurtje vandaan en ik zie een aantal schrikken, spreek ze aan en probeer mijn gesprek af te ronden met de collega. Tijdens deze afsluiting is het geluid alweer enorm toegenomen en ik kan het dus niet laten om ze iets te vertellen was ik toevallig die dag ervoor gelezen had.
“Jullie zijn oud genoeg om te begrijpen dat als je mij niet ziet dat het niet automatisch betekent dat ik niet meer besta. Jonge baby’s kunnen dit nog niet en daarom kunnen wij ook kiekeboe met ze spelen.”
Op dat moment besluit ik om mijn handen voor mijn gezicht te houden en kiekeboe voor te doen.
“Jullie weten dat ik er nu nog ben, ook al kunnen jullie mijn gezicht even niet zien.”
Ik trek de vergelijking met achter het muurtje en voor het muurtje en doe dit ook even voor (“nu zien jullie mij niet, nu zien jullie mij weer wel”) en leg uit dat ik ze in beide gevallen wel kan horen.
Voor mij was dit alles in ieder geval weer erg leerzaam en probeer toch altijd zichtbaar te blijven in het lokaal. Toch komt het wel eens voor dat als ik iemand iets uit leg ik er een stoel bij pak om op een knie ga zitten. De leerlingen zien mij dan even niet en je raadt het resultaat aan. Maar des te mooier is het als op dat moment een collega binnenkomt en zich afvraagt waarom er geen docent aanwezig. “Oh sorry, ik zag je niet, je leek net een leerling.”
Zo zie je maar…