π π ‘π π π £π π π π
De leerlingen zijn bezig met het maken van opdrachten. De meeste overleggen zachtjes, en een leerling is druk bezig met het vertellen van een verhaal aan de klasgenoten om haar heen.
Een leerling van een ander groepje reageert op iets van wat ze zei. Ze reageert direct en redelijk fel: βZit je mij nou gewoon af te luisteren?β Van echt afluisteren kon je niet spreken want iedereen kon het gesprek zonder moeite horen en volgen daarom kreeg ze een vlotte reactie terug van de leerling die beschuldig was met afluisteren:
βJij praat gewoon zoveel, je lijkt wel een praatpaal! Je kan jou voor een groep zetten en dan blijf je praten. Dan krijgt niemand anders de beurt!β
Ik probeerde meteen een idee te krijgen van wat zoβn praatpaal dan precies was, welk voorwerp hij voor ogen had. Zeker toen hij ook een podium er bij betrok. Maar zijn manier van reageren vond ik zo grappig dat de betekenis van het woord er eigenlijk al niet meer toe deed.