“Mag ik dit opeten?”
Bij het geven van lessen aan mijn nieuwe klassen horen ook practica. Dus opeens bevind ik mij vaker dan hiervoor in het practicumlokaal. Voor zowel scheikunde als natuurkunde had ik deze week proefjes met alledaagse dingen op het programma staan.
Vandaag bekeken we in vier proefjes een aantal reacties met bekende producten zoals suiker, azijn, spiritus en mais.
Wat gebeurt er met suiker als je het verwarmt, in principe dus karamel maken, het effect van zuurstof op brandende spiritus onderzoeken, azijn laten reageren zodat het dekseltje van een potje ploft en het verwarmen van maïskorrels in olie en onderzoeken wat dit met de lengte van de maïskorrel doet.
Het eerste groepje ging aan de slag met de mais. En zoals eigenlijk iedereen wel wist popte de mais tot popcorn. De jongens schrokken zich rot, er zat bijna letterlijk een gat in de lucht.
Leerling K. (16 jaar) geschrokken: “Ik wist dat het ging gebeuren en toch verwachte ik het niet!”. Zijn klasgenoot stond bij opvolgende proefjes ook vaak op om “weg te duiken” voor het geval dat.
En toen kwam de onvermijdelijke vraag: “Mogen we het op eten?”
Nee.
“Waarom niet?”
Het is een practicum. Je weet niet welke stoffen op de tafel hebben gezeten of in dat bakje.
“Dat weet ik wel. Mais.”
Ja maar daarvoor.
“En die op de tafel dan?”
Nee, je weet niet welke stoffen op die tafel gevallen zijn.
“En deze dan? Die heb ik opgevangen!”
Het moge duidelijk zijn dat dit een lang gesprek werd. En ik begreep de frustratie ook wel, want het rook natuurlijk heerlijk. De popcorn, de suiker. Reden genoeg voor andere leerlingen om te vragen wat er bij ons in het lokaal was gebeurd: “hebben jullie poffertjes gebakken?”. Dat de lucht meer rook naar verbrande suiker (pubers kennen weinig grenzen en weten blijkbaar ook niet het verschil tussen lichtbruine en zwarte suiker) en dat het een slecht teken is als dat je aan poffertjes doet denken maakte de leerling niet uit. “Ach, het ruikt toch gewoon lekker naar poffertjes!”
Woensdag had ik een deel van de groep het al moeilijk gemaakt toen we bij het andere vak onderzoek deden naar hoe zuur zure matten waren. Maar toen was ik wel zo aardig geweest om nog wat van de ongebruikte zure matten uit te delen, ik wist immers waar die vandaan kwamen, de supermarkt. Mijn vriend keek raar op van zure matten en losse maïskorrels op de boodschappenlijst, alles voor de wetenschap.
En ik? Ik gaf het startschot van het weekend met een lekkere zure mat. De restjes waren voor de juf, proefondervindelijk is gebleken dat ik ze wel lekker vind namelijk. Weer een voordeel van docent zijn. Een van de vele.