Leerling J. (14 jaar) komt gespeeld stoer aanlopen, geeft me de box en zegt: “Als ik ‘fawaka’ zeg, wat zegt u dan?”
Ik: “Dat het goed met me gaat.”
Leerling J.: “Nohhh u kunt gewoon straattaal! Hoe kent u dat?”
Leerling J. (14 jaar) komt gespeeld stoer aanlopen, geeft me de box en zegt: “Als ik ‘fawaka’ zeg, wat zegt u dan?”
Ik: “Dat het goed met me gaat.”
Leerling J.: “Nohhh u kunt gewoon straattaal! Hoe kent u dat?”