Vorige week was de school dicht. Sommige docenten noemen dat voorjaarsvakantie, anderen een lesvrijeperiode omdat er nog genoeg ander werk wél gedaan wordt in die week. We doen immers evenveel uren werk, alleen in principe in minder werken per jaar. De een vult dit in om tijdens de werkweken langere dagen te maken, regelmatig op vrije (weekend)dagen werk te verzetten en weer anderen kiezen er voor om tijdens de “lesvrijeperiodes” door te werken.
Ik kies meestal voor een mix van het bovenstaande. Neem ‘s avonds wel werk mee naar huis, doe regelmatig wat in het weekend aan school, werk soms in de lesvrijeperiode maar geniet ook graag van vakantie. Dat dit wisselt per docent merk je ook aan de leerlingen en hun verwachtingen. Vlak voor de vakantie voerde ik onderstaand gesprek.
Leerling B. (13 jaar): “Heeft u de toetsen nagekeken?”
Ik: “Nee, nog niet.”
Leerling B.: “Staan de cijfers er in de vakantie op?”
Ik: “Reken daar maar niet op. Ik ga op vakantie.”
Leerling B.: “Toch niet naar Oostenrijk hè?”
Ik: “Jawel…”
Leerling B.: “Toch niet naar … (noemt de naam van een skigebied)?”
Ik: “Nee.”
Leerling B.: “Pfieuw!”
Toen hij hoorde dat hij mij tegen kon komen op vakantie was hij zijn toets alweer gauw vergeet . Er zijn toch belangrijkere dingen in het leven. Zoals te zien op de foto had ik deze lesvrijeperiode toch écht vakantie. En nakijken? Dat moet dus deze week dan maar. Overdag. Of in de avond. Of toch in het weekend?