Mijn stagiair staat voor de klas, ik zit achterin het lokaal. Voor de uitleg van een grote opdracht waar de leerlingen aan gaan werken heb ik een filmpje gemaakt waar stap voor stap uitgelegd wordt hoe de leerlingen het moeten aanpakken.
De stagiair besluit dit filmpje te gebruiken in de les en legt uit dat hij een filmpje van mij gaat afspelen.
“Mevrouw Schoonemann vindt het vast niet fijn om in het lokaal te zijn als we het filmpje afspelen. Waarschijnlijk zal zij dus nu een rondje gaan lopen.”
Ik was van plan te blijven om te zien hoe de leerlingen het oppakken, maar dat lijkt nu raar dus besloot ik maar weg te gaan.
Stipt als ik in het filmpje de laatste zin uitspreek, ze succes wens en zwaai, kom ik zwaaiend het lokaal in. Dat maakt indruk. Ze snappen niet hoe ik dat zo goed kon timen en beseffen niet dat ik om het hoekje de laatste minuut heb meegekeken.
“Mevrouw, was u ziek toen u dit filmpje maakte?”
“Uhh… Nee. Dit was vanmorgen.”
“Oh ja! U heeft hetzelfde jasje aan!”
“Heeft u dit vanmorgen voor school nog gemaakt? Wow! U heeft energie in de ochtend!”