Leerling S. (14 jaar) spreekt mij aan, je hoort dat ze bevestiging van mij wilt om een discussie met klasgenoten te winnen: “Vindt u dit ook niet op een kaasblok lijken?”
Ik besluit eerst semi serieus te reageren om vervolgens een grapje er achteraan te maken: “Ik vind het meer op een spanningsmeter lijken. Jij denkt echt altijd aan eten hè? Je ziet misschien wat je wilt zien!”
En de klasgenoten? Die lachen en knikken goedkeurend.