We zijn in de les bezig met het leren oplossen van vergelijkingen. Een onderdeel van de wiskunde waarvoor ik af en toe mijn enthousiasme heb geuit als ik bij leerlingen het kwartje zag vallen. Tot grote verbazing van een deel van mijn leerlingen.
In een eerdere les vroeg leerling A. (14 jaar) al: “Niet vervelend bedoelt mevrouw, maar welk beroep moet je later gaan doen dat je hier iets aan hebt?!”
Als ik hem uitleg dat dit misschien wel het stuk wiskunde is dat ik buiten mijn werk om het meest gebruik, zie ik aan hem dat hij mij wel hoort maar niet begrijpt dat ik het daarvoor gebruik.”
Een andere leerling luisterde waarschijnlijk maar half en roept hard: “Ja! Maar u bent wiskundejuf dus dat is logisch!”
Vandaag zag ik de vinger van leerling A. wederom langzaam omhoog gaan. Hij is benieuwd wat ik vroeg van wiskunde vond en wat ik vróeger van dit onderdeel van de wiskunde vond.
Ik: “Ik was vroeger niet gek op wiskunde, maar gek genoeg vond ik dit toen al leuk. Het voelde als kleine puzzeltjes die je oploste en ik vond net altijd gaaf als mij dat dan lukt.”
Ik zie hem mij aanstaren en ik stamel er nog een beetje achteraan: “Sorry, ik kon soms misschien toch wel een beetje een nerd zijn met dat soort dingen..”
Leerling A. glimlacht geruststellend en zegt: “Daar hoeft u geen sorry voor te zeggen hoor! Daar heeft u meer last van dan wij.”