Voor mij zit een tweedeklas, ik ken ze redelijk maar nog niet goed omdat ik ze (pas) vanaf de meivakantie heb lesgegeven. Het is onze eerste lesdag en voor iedereen het laatste uur. Ik vind ze onrustig en minder goed luisteren dan ik gehoopt had op een eerste dag. Ik hoor mezelf waardeloze, cliché dreigementen uiten die ik niet echt meen. Uiteindelijk besluit ik dat mijn lesdoel nu belangrijker is dan het geluidsniveau.
Als goed voornemen behandel ik ze als een totaal nieuwe klas om ze beter te leren kennen. Dus toen zij de deur binnen kwamen stond ik klaar met stiften in vier verschillende kleuren. Ze kijken mij vragend aan én stellen, assertief als ze zijn, de directe vraag “wat zijn dit”. Mijn simpele antwoord (“pennen”) werd niet geaccepteerd. Ja duh, maar “waar zijn ze voor”. Ik slik mijn eerste reactie (“om mee te schrijven”) in en vertel ze dat ik straks alles zal uitleggen.
Meiden pakken pennen, vriendinnen pakken dezelfde kleur. Jongens pakken pennen, vrienden pakken pennen om later terug te komen en ze te ruilen voor dezelfde kleur stift als vriendjes hebben. Uiteraard geldt dit niet voor iedereen, sommigen pakken gewoon. Gewoon zonder plan, zonder na te denken en zonder wantrouwen.
Mijn uitleg wat we gaan doen laat te lang op zich wachten, ze willen het nu weten dus of ik wel snel wil beginnen met de uitleg. Maar natuurlijk!
Als ik vertel dat we geen wiskunde gaan doen stijgt er geen gejuich op, dat is een goed teken. Ze moeten groepjes maken en de kleur van de pen helpt daarbij. Ik wil groepjes van vier leerlingen en in elk groepje zit iemand met een rode, iemand met een blauwe, iemand met een groene en iemand met een zwarte stift. Ze krijgen twee minuten de tijd en ik beloof mij er niet mee te bemoeien, niet te kijken en niet te luisteren.
Rumoer stijgt op, kinderen lopen en onderhandelen, na verloop van tijd keert de rust terug en kan ik verder. Ik kijk de klas in en kan een glimlach niet onderdrukken omdat ik precies zag wat ik verwacht had.
“Jullie zullen het niet geloven maar het deze opdracht heb ik jullie al leren kennen; ik weet nu namelijk dat jullie slim zijn en ik slimmer en duidelijker moet zijn. Als een docent een opdracht geeft zoals ik net deed verwachten ze, of hopen ze, dat jullie met mensen samen gaan waar je normaal gesproken niet snel mee samenwerkt. Jullie zijn slimmer en horen wat ik niet zei. Ik zei niets over het ruilen van pennen waardoor jullie zelf groepjes konden kiezen. Top!”
De opdracht is simpel, ze moeten een rechthoek, ovaal of ander figuur op het midden van het blad tekenen zoals ik voor heb gedaan op het bord en de rest van het blad verdelen ze in vakken. Voor ieder groepslids een vak. Wij noemen dit de placematmethode. Ze moeten in het vak karaktereigenschappen van zichzelf opschrijven, hobby’s en andere kenmerken. Wat maakt hun uniek, waar kan je ze aan herkennen. “Maar nu komt het moeilijkste, het moet in stilte en je krijgt twee minuten de tijd.”
Sommige beginnen druk te pennen en anderen worstelen er duidelijk mee. Een opstarter als ‘wat maakt jou nou speciaal’, helpt niet. “Mevrouw, ik ken mezelf gewoon niet zo goed!”
Na de twee minuten gaan ze uitwisselen en de gemeenschappelijke dingen komt in het midden te staan. Sommige creëeren mooie versierde bladen, anderen richten zich volledig op de inhoud. De een schrijft het helemaal vol en een ander groepje komt niet verder dan “we zijn allemaal meisjes” of “we kijken graag Netflix”. Opvallend genoeg vinden de jongens veel makkelijker overeenkomsten (voetbal, gamen, auto’s, lui zijn, etc.), terwijl meisjes meestal, let op ik zeg meestal, beter kunnen reflecteren en naar zichzelf en anderen kijken.
De bladen worden ingeleverd en ik beloof ze te lezen zodat ik ze beter leer kennen. Nu herhalen we de opdracht, op een nieuw blad, alleen moeten ze nu vertellen wat voor hun een goede docent is. Tijdens het uitwisselen in de groepjes loop ik langs en bespreek ik wat resultaten met ze.
“Jullie vinden uitleg belangrijk?”
“Ja.”
“Zijn er ook docenten die geen uitleg geven?”
“Nou… Niet echt maar ik bedoel goed uitleg.”
Helder.
Bij een ander groepje staat orde houden groot geschreven.
“Nou daar voldoe ik dan mooi niet aan”
“Jawel mevrouw!”
“Ik vind nu anders geen goed voorbeeld”
“U hoeft echt niet het hele jaar door orde te hebben hoor!”
Heerlijk! En dat bewijst weer wat een prachtige baan dit is, ze behandelen mij net alsof ik een mens ben en geen leraar ;-).